![]() |
![]() |
![]() |
|
![]() |
|||
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() Amsterdam |
![]() Gedecoreerde kleden
In de Indiase productiegebieden van textiel (kaart) werden in de 16e, 17e en 18e eeuw niet alleen eenvoudige gebleekte kleden, doeken van één effen kleur of met een streep- dan wel ruitpatroon vervaardigd. Er waren ook doeken met uitzonderlijk verfijnde motieven, bijvoorbeeld met afbeeldingen van bloemen, bladeren, vogels of andere dieren. Deze prachtige stoffen, in die tijd ook wel 'geschilderde doeken' genoemd, kwamen als volgt tot stand. Een schilder bracht op een effen, speciaal geprepareerde stof een motief aan met ijzerzout en aluin. Vervolgens werd het doek in een vat met een oplossing van shayaver-struik gekookt, waardoor de zwarte en rode kleuren tot stand kwamen. Na reiniging werden de delen van het doek die als basiskleur geen blauw behoeven bedekt met een laag was, waarop een verfbad in indigo volgde. Door toevoeging van extra chemische substanties en een nieuw bad in een oplossing van shayaver werden de kleuren verder verfijnd. De randen van dergelijke doeken waren soms bestikt met goud- en zilverdraad. ![]() In diverse delen van Zuid- en Zuidoost-Azië waren deze gedecoreerde doeken zeer populair bij de elite. Ook in deze klasse van luxe-artikelen waren veel soorten, maten en kwaliteiten te vinden. De meest bekende onder hen waren de sitsen, ook wel chintzes genoemd, die van katoen of zijde waren gemaakt. Deze prachtige doeken werden zowel in Coromandel en Suratte als in Bengalen geproduceerd. Zij waren meestal zo'n 80 centimeter breed en gemiddeld 8 meter lang. In de gebieden waar de VOC de politieke macht in handen kreeg, probeerde zij een monopolie op de invoer van deze producten af te dwingen. De prijsstijgingen die hiervan het gevolg waren, leidden er toe dat de omzet begon terug te lopen. Dit was bijzonder evident in Java's Noordoostkust, waar de VOC in 1677 een monopolie op de import van Indiase kleden in het rijk van Mataram bedong. Daar kwam nog bij dat er zich in de loop van de 18e eeuw in Midden-Java een belangrijk alternatief voor deze import voordeed, in de vorm van een tot volle wasdom gekomen eigen textielnijverheid. Deze gebruikte het zogenaamde batikprocédé, dat evenals de zojuist genoemde Indiase methode gebruik maakt van was om bepaalde delen van het patroon vóór een verfbad af te dekken. Toen tegen het einde van de 17e eeuw de markt in Azië echter sterk terugliep, kwam tegelijkertijd de export van gedecoreerde doeken naar Europa goed op gang. De VOC profiteerde hier van het feit dat rokken en jurken van ruisende zijde met opgewekt fleurige dessins en kamerjassen van echte zijde in zwang kwamen. Zelfs in de regionale klederdrachten in de Republiek werden sitsen stoffen opgenomen. De VOC bracht zo niet alleen geur maar ook kleur in het leven. ![]() De prijs van gedecoreerde doeken varieerde naar gelang de kwaliteit, de maat en het productiegebied. Dit gold ook voor de sits, die inkoopprijzen van 2 tot 15 gulden liet zien. Uitspraken over verkoopprijzen vallen moeilijk te doen. De omzet van diverse soorten van Coromandelse sitsen liep in Java terug van een kleine 0,1 miljoen per jaar, in het midden van de 17e eeuw, tot enige duizenden in het midden van de 18e eeuw. ![]()
|
||
![]() |
|||
![]() |
![]() |